1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zijn verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op IBPV's.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat het toezicht op een vooruitziende en risicogebaseerde benadering berust.
3. Het toezicht op IBPV's omvat een passende combinatie van werkzaamheden op afstand en controles ter plaatse.
4. De toezichthoudende bevoegdheden worden tijdig uitgeoefend op een wijze die in verhouding staat tot de omvang, de aard, de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de IBPV.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten naar behoren rekening houden met de potentiële gevolgen van hun optreden voor de stabiliteit van de financiële stelsels in de Unie, met name in noodsituaties.